‘De zoon van Alfeüs.’ Dat is zo ongeveer het enige wat we over deze apostel (niet te verwarren met de gelijknamige apostel, zoon van Zebedeüs) in de Bijbel kunnen lezen. En wie Alfeüs was, blijft voor ons ook onbekend.
Wel weten we, dat ook deze Jakobus een gezondene van de Zoon van God was. Van ‘van Alfeüs’ (en Adam) was hij ‘van Jezus’ geworden – geestelijk en door het geloof.
Dát hebben ook de jarigen van september nodig: om ‘van Jezus’ te worden, naar ziel en lichaam beide. Die enige troost, ook bij de vermeerdering der jaardagen, van harte toegewenst!
‘Volg Mij’*, zo werd hij geroepen. Niet om te blijven wie/wat/waar hij was, namelijk een verachte belastinginner op kantoor bij de Romeinse bezetter. Maar om, Hém volgend, van penning-inner tot uitdeler/verkondiger van de menigerlei genade van God te worden.
Misschien zaten wij ook wel in ons ‘tolhuis’ op onze verjaardag. Meer met het aardse bezig, dan God en het Hemelse te betrachten….
Wat kunnen we elkaar als jarigen van augustus dan beter toewensen, dat ook wij zondaars, Zijn roepstem daadwerkelijk ter harte zouden (mogen) nemen? Opdat niet keizer Augustus, maar Christus Tafel-Heere in/over ons nieuwe levensjaar zij. Van harte!
Ze waren weer even talrijk, bemoedigend en overweldigend: de grote stroom felicitaties ter gelegenheid van mijn verjaardag. En toch opnieuw een blijde verrassing, en uniek. Zoveel mensen, zoveel meeleven, in zoveel talen, uit zoveel landen. Onwerkelijk, maar waar!
Heel hartelijk DANK daarvoor!
Het doet goed. Middellijk put ik er kracht uit om verder te gaan op de onbegrepen, zware weg. Ook om erover te blijven schrijven.
Niet voor de likes, de oh’s of de ah’s. Maar voor stemmelozen in de marge, als een spiegel voor de middenmoot en een signaal aan de top.
Daarenboven als dienaar van hét WOORD.
–
ENG
–
THANKS
It was again so numerous, encouraging and overwhelming: all the congratulations for my birthday. And even yet afresh, another happy surprise, and unique. So many people, so much compassion, in so many languages, from so many countries. Unreal, but true!
THANK you very much for all that!
It does good. Mediately, I draw strength therefrom to continue on the misunderstood, heavy road. Also to keep writing about.
Not for likes, ohs or ahs. But for the voicelessness in the margin, as a mirror for the middle range and a signal to the top.
’t Was me het jaartje weer wel. Gevoelsmatig méér afgrond(en) dan grond onder de voeten gehad. Daardoor ook een moeilijke verhuizing achter de kiezen, en nog zoveel meer – waaronder een rotsblok van jewelste in m’n spreekwoordelijke rugzakje…
Bij dat alles ook héél véél gekregen. Ik heb er sinds de pastorie van Maartensdijk niet meer zo netjes bijgezeten zoals nu. Veel DANK aan allen die daaraan een bijdrage hebben geleverd – in woord, daad, gebaar en gebed!
Bovenal, en da’s bij al de depressieve diepten (en verzoekingen) een wonder: tot hiertoe gedragen en gespaard. Uit Hoogsterhand heden een nieuwe (ver)jaardag gekregen!
–
DEUTSCH
–
41
Es war wieder so einem Jährchen. Instinktiv hatte es mehr Abgründe als Boden unter den Füßen. Deswegen liegt auch ein schwieriger Umzug hinter mir, und noch viel mehr – ein massiver Felsbrocken im sprichwörtlichen Ruckpäckchen inklusive…
Bei all dem habe ich aber auch sehr viel (Geschenkt) bekommen. Seit dem Pfarrhaus Maartensdijks damals, habe ich nicht mehr so nett gewohnt wie jetzt. Vielen DANK an alle, die dazu beigetragen haben – in Wort, Tat, Geste, Gebet!
Vor allem, und bei all den depressiven Tiefen (und Versuchungen) ist das ein Wunder: bis hierher getragen und geschont. Aus Höchsterhand heute ein neuer Jahrestag bekommen!
Wat was hij op die vrijdag veel kwijtgeraakt: zijn Heere en Meester. Het Paasevangelie was voor hem te groot. Nooit zou hij het geloven! Tenzij hij Zijn handen en zijde zou zien en voelen…
Toen de Levende voor hem stond, leed zijn ongeloof schipbreuk en kon hij alleen nog maar antwoorden: ‘mijn Heere en mijn God.’
Ondanks zichzelf – en dankzij het lijden, sterven en de opstanding van zijn Meester – kreeg Thomas (weer) zicht op Hém, Die hem nooit uit het oog verloren of losgelaten had.
Aan Thomas’ vasthoudende Heere, God en Zaligmaker, beveel ik de juli-jarigen hartelijk aan. Proficiat!
’t Is niet alleen de dwaas met z’n boos gemoed (Psalm 14:1 ber.) die mij ervoor doet terugdeinzen om trots te zijn. Méér nog het feit dat ik zo anders ben dan mijn goede Schepper het oorspronkelijk, volmaakt bedoelde.
Door de zondeval (Genesis 3) leef ik in een gebroken, onvolkomen, zondige werkelijkheid. Ben ik niet de volmaakte man die ik, voor mijn Schepper en mijn naaste, zou behoren te wezen. Gaat m’n weg niet over rozen, maar doornen, distels, met raadsels, rafels, en depressies.
Anderen (met eender of alternatieve gebrokenheid, of zelfs met balk in eigen oog) geeft dat beslist GÉÉN vrijbrief om mij daarom voor ‘t hoofd te stoten, op ‘t hart te trappen, of met de pressie in wanhoop doen ont-aarden…
Maar ik, ik ben niet trots omdat ik ‘zo’ ben. Heb ook niets te vieren. Wel te dragen, en te vragen:
Zijn afkomst wijst op het leven buiten het paradijs. Als ‘zoon van Tholmai’ (Tholmai betekent ‘ploeger’) zal hij geweten hebben hoeveel zweet het kostte om te ploegen voor uiteindelijk een stukje brood (vgl. Gen. 3:19).
Misschien dat ook de jarigen van juni zich daarin wel herkennen. Druk, druk, druk…. op, in en met de aarde. Wat vergt dat véél, ook bij het ouder worden. En een paradijs(je) wordt ’t nooit…
Gelukkig volk, wat – met Bartholomeus – mag weten van dat andere land. Voor mensen die (geestelijk) uitgeploegd raakten. Bereid door de sterke Hand van Israëls Ontfermer.
Afkomstig uit het ‘vishuis’ (betekenis van Bethsaida), zal hij heel wat vis verhandeld hebben zien worden. Echter, wat onder en door de handen van Zijn Meester geschiedde, zoals de wonderbare spijziging (Joh. 6:1-12), was van een andere orde.
Toch zal dat in Filippus’ leven niet het grootste wonder geweest zijn. Dat was het feit dat de Heere Jezus hem vond, wegriep uit het ‘vishuis’ en dat Hij ook zijn Heere, Meester en Heiland wilde zijn.
Zó gevonden te worden, aan en uit Zijn Hand te leven, dat wens ik ook de jarigen der meimaand van harte toe. Proficiat!
Dan is het laatste glas getapt, de laatste bal getrapt en de laatste grap gegrapt. De laatste preek besproken, de laatste klok gegoten, en de laatste pijl geschoten.
Dan gaat álles op slot. Voorgoed. Van hof tot horeca. Met huis en haard. Van Godshuis tot afgodstempel.
Alles zal vergaan.
Dan heffen de armen van geest, de treurenden, de reinen van hart het hoofd op. Een schare, niet te tellen – uit alle geslachten, talen, volken en natiën – wordt dan door de Hemel Thuisgehaald.
Dan is Gods Deur gesloten. Ben ik al binnen of nog buiten….?
‘Boanérges’ (zonen des donders), heeft de Heere Jezus deze twee zonen van Zebedeus genoemd. Volgens de kanttekeningen op de Statenvertaling (bij Markus 3:17) was dit ‘vanwege hun bijzonderen ijver en doordringende kracht in het prediken.’
Met de jaren kunnen wij aan ijver en kracht heel wat inboeten. Soms door desillusies en ontgoocheling, soms omdat de krachten ‘gewoon’ minder worden.
Dat de jarigen van maart en april, evenals deze twee apostelen, dicht bij de Bron zouden mogen leven, en uit Hem kracht zouden mogen putten, ook voor het nieuwe levensjaar.
Enigszins verlaat, maar alsnog van harte proficiat!